Presentatie Zelf Zaad Telen in de Moestuin

Lezing door Chris Kik, hoofdcurator van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), Wageningen Universiteit en Onderzoekscentrum te Wageningen. De sheets van de presentatie zijn ook online te vinden.

Wat is biodiversiteit precies? Chris Kik hanteert de definitie van Wilson (1988), namelijk het totaal van genen, soorten en ecosystemen in een regio, waaraan hij toevoegt dat ook de diversiteit aan inheemse kennis omtrent het gebruik van biodiversiteit door velen wordt gezien als een onderdeel van biodiversiteit.

Wat is het belang van biodiversiteit? Een aantal factoren kunnen hier worden genoemd:

1 gebruikswaarde: bv. voor geneeskunde en landbouw,
2 leveren van "ecosysteemdiensten" zoals productie van hout, productie van zuurstof, klimaatregulatie, en
3 ethische en esthetische waarden; esthetisch: een verscheidenheid aan planten en bloemen maakt het landschap mooier, voor veel mensen werkt dit inspirerend en ethisch: elk organisme (levend wezen) heeft een intrinsieke waarde, en dus recht op bescherming.

Biodiversiteit is essentieel voor onze voedselzekerheid. Op deze wereld lijden een miljard mensen aan honger en zijn nog eens een miljard mensen is obees! Wordt er dan te weinig voedsel verbouwd om de wereldbevolking te voeden? Verre van dat. Als we de verbrandingswaarde (kilocalorieën) van alle voedselgewassen op aarde delen door het aantal aardbewoners (7 miljard) en door 365 (dagen per jaar) dan komen we uit op 4600 kilocalorieën per persoon per dag. Een vrouw heeft gemiddeld 2000 kcal. per dag nodig en een man 2500. Kortom er wordt ongeveer tweemaal zoveel geproduceerd dan er nodig is.

Waarom hebben zoveel mensen dan honger of anders gesteld hoe kunnen we onze voedselzekerheid te borgen? Ten eerste is het een politiek vraagstuk, het heeft te maken met het verschil tussen arm en rijk, zowel tussen landen als tussen personen. Arme mensen kunnen niet genoeg voedsel kopen wat kan leiden tot honger of onvoldoende kwalitatief goed voedsel kopen wat kan leiden tot obesitas. Ten tweede spelen er ook een aantal factoren mee die meer op het technische vlak liggen, namelijk voedselverspilling, consumptie van vlees en melk en gewasproductieniveau.

Door het tegengaan van de voedselverspilling, zowel in ontwikkelingslanden als in westerse landen is reeds veel winst te boeken: in ontwikkelingslanden door het verminderen van verliezen door verrotting tijdens transport of in opslagfaciliteiten (verlies: ca. 600 kcal/persoon/dag), en in westerse landen door het tegengaan van voedselverspilling door supermarkten en huishoudens (verlies: ca. 800 kcal/persoon/dag). Kortom als we de voedselverspilling zouden kunnen minimaliseren zou dit een besparing van ca. 30% ((600+800)/4600) opleveren.

Door de vermindering van consumptie van vlees en zuivel is ook een aanzienlijke besparing te behalen. Het blijkt dat ca. 1700 kcal/persoon/dag worden besteed aan het veevoer, waarvan slechts 500 kcal. beschikbaar komen voor de consumptie in de vorm van vlees en zuivel. De omzetting van plantaardige in dierlijke biomassa is hier ook debet aan omdat de omzettingsefficiëntie ca. 10% bedraagt. Al met al zou een sterke vermindering van de consumptie van vlees en melk een besparing op kunnen leveren van ca. 25% (1200/4600).

Een andere manier om onze voedselzekerheid te borgen is de landbouwopbrengst verhogen, kortom het niveau van 4600 kcal/persoon/dag verhogen. Dit is mogelijk door middel van verbeterde teelttechnieken en door gewassen te gebruiken met een hogere opbrengst en met een betere resistentie tegen biotische factoren (bv. schimmels, insecten) en abiotische factoren (bodem, klimaat en water). De geschiedenis toont aan dat dit mogelijk is, want tussen 1865 en 2005 is de rijstopbrengst vernegenvoudigd!

Dit brengt ons weer terug bij de noodzaak van biodiversiteit; voor het verbeteren van gewassen is die essentieel! Hoe komen wetenschappers aan biodiversiteit? Door onder meer planten/zaden te verzamelen in het wild. Chris Kik geeft als voorbeeld de wilde prei en wilde verwanten die hij verzamelde in Griekenland, en de wilde spinaziesoorten die hij verzamelde in Centraal Azië en de Transkaukasus. Wetenschappers weten waar ze moeten zoeken doordat genencentra (d.w.z. gebieden waar een bepaalde soort veel voorkomt) in kaart gebracht zijn. De term genencentra is het eerst gebruikt door Nikolaj Vavilov (1887-1943).

Hoe komt het eigenlijk dat de genetische biodiversiteit zo achteruit gegaan is? Dit proces van biodiversiteit verlies wordt ook wel genetische erosie genoemd. Dit wordt met name veroorzaakt door habitat verandering (bijvoorbeeld door het kappen van stukken oerwoud voor palmolie plantages), klimaatverandering, invasieve soorten (niet-inheemse soorten die inheemse soorten verdringen), overexploitatie (bv. door overbevissing ) en vervuiling (zoals het overmatig gebruik van kunstmest).

Hoe kunnen we de nog bestaande biodiversiteit behouden? Dit kan technisch gezien op drie manieren, namelijk door

1 het behoud van rassen in landbouw- en tuinbouw- bedrijven (on farm/ in garden management),
2 behoud van wilde soorten in reservaten (in situ management) en
3 behoud van gewassen in botanische tuinen en genenbanken (ex situ management).

Het CGN, de Nederlandse genenbank, houdt zich bezig met het laatste, door de zaden bij -18 C en vacuüm verpakt te bewaren. Door deze methode heeft CGN de zaden al 25-30 jaar kunnen bewaren, zonder dat er maar één zaadherkomst te verliezen door kiemkrachtverlies of zaadtekort! Het is nog wel de vraag hoe de kiemkrachtverloop van de bewaarde zaden in de toekomst zal zijn want de bewaarmethoden zijn nog in ontwikkeling.

Het CGN houdt zich vooral bezig met het behoud en het stimuleren van het gebruik van zaden van groenten, omdat genenbanken wereldwijd relatief weinig biodiversiteit aan groenten bevatten en omdat zich in Nederland een mondiaal belangrijk groenteveredelingsbedrijfsleven bevindt. De genenbank van het CGN bevat zo'n 23.000 zaadherkomsten waaruit veredelingsbedrijven, onderzoekers (universiteiten en onderzoeksinstellingen) en agro-initiatieven (boeren/tuinders) kunnen putten.

Groente-veredelingsbedrijven maken dankbaar gebruik van de collectie van het CGN voor het ontwikkelen van nieuwe rassen. Zo is de spinazie van Chris Kik's expeditie in 2008 al gebruikt om te kruisen met gangbare spinaziesoorten, om ze zo bestand te maken tegen een veel voorkomende schimmel.

Ten aanzien van agro-initiatieven heeft het CGN samen met Stichting de Oerakker een platform in het leven geroepen om de informatie uitwisseling tussen deze initiatieven te stimuleren. Via een actieve website (met Facebook en Twitter) en twee jaarlijkse bijeenkomsten wordt getracht dit te bewerkstelligen.

Verder heeft het CGN de Oranje lijst ontwikkelt, omdat het niet duidelijk was uit welke rassen ons nationaal biocultureel erfgoed is opgebouwd. De Oranje lijst bestaat momenteel is ca. 6000 rassen die in Nederland voor WOII zijn geteeld. Dit laatste tijdstip is gekozen, omdat de moderne veredeling nog niet zo'n impact had op de variatie in rassen. Van slechts 20% van deze ca. 6000 rassen is nog zaad aanwezig. Een voordeel van deze oude rassen kan zijn dat ze beter aangepast zijn aan de plaatselijke grondsoort en anders smaken dan de huidige rassen. Denk hierbij aan de bittere spruitjes die zijn vervangen door meer zoet smakende spruitjes.
Momenteel wordt door CGN en Nederlandse agro-initiatieven gewerkt aan het opzetten van een erfgoedzaden project waarin

1 de vermarkting van de nog aanwezige erfgoedzaden,
2 het opzetten van een netwerk van vermeerderaars en
3 het werven van donateurs om een financieel gezonde organisatie op te zetten, een prominente rol spelen.


-- Klik hier om terug te gaan naar het verslagenoverzicht --